Klik op een afbeelding om deze te vergroten.
Op zes februari presenteert de groep zijn tweede R & B album, getiteld Celsius 232,8. De presentatie vindt plaats op de skelterbaan in Uitgeest. Het album bevat tien nummers en met de eerste song, Lying In The Grass - in september 1968 al op single verschenen -, wordt direct duidelijk dat het groepsgeluid een sterke verandering heeft ondergaan. Geen clean gitaargeluid maar een Stones-achtige, vervormde gitaarsound. Een opwindend nummer en de LP-versie klinkt vele malen beter dan de singleversie, waarop het geluid erg dof was.
Het is een melancholieke song opgebouwd rond een sterke riff op gitaar. Het bekendst geworden lied van dit album is misschien de opener van kant 2, Don't Feel Ashamed (B-kant van de single Lying In The Grass), dat lang is gebruikt als openingstune van het al op de pagina 1968 genoemde programma Fenklup of Twien. De rest van kant 2 is ook de moeite waard: de fraaie ballad How High we Used To Go met een mooi fragiele mondharmonica, het pittige door ex-Hoeke groep Wim Bitter geschreven Out Of Town, de onheilspellend klinkende instrumental Fahrenheit 451, (dezelfde temperatuur als Celsius 232,8 en de temperatuur waarbij papier gaat branden) geïnspireerd door de gelijknamige SF-roman uit 1953 van Ray Bradbury (zie artikel in HEAVEN onder Diversen) en de langzame blues Just Make Me A Pallet, die qua sfeer doet denken aan de blues Help Me van Willie Dixon op het debuutalbum van Ten Years After uit 1967.
Bovengenoemd optreden is één van de laatste met Martin Rudelsheim achter de drumkit. Hij stapt begin April op en vervolgens vindt er een uitgebreide auditie plaats in de beatbunker te Oudorp waar de groep repeteert. Er komen 25 drummers opdagen. De dan pas 17-jarige JaapJan Schermer komt als winnaar uit de bus en na één repetitie wordt hij direct voor de leeuwen gegooid. Er wordt zo'n 25 keer per maand opgetreden en om zich enigszins thuis te kunnen voelen in de hotelkamers neemt de jonge drummer telkens twee koffers mee: één voor een platenspeler en platen en één met enkele schilderijtjes voor aan de muur.
Wanneer de groep weer in Nederland terug is, blijkt dat de beatbunker in Oudorp volledig is leeggehaald. Het blijkt dat hun manager alle apparatuur in beslag heeft genomen. Hij dreigt alle apparatuur te verkopen, tenzij een openstaande rekening van f 75,- wordt betaald. Lau Ruyter uit Wormer wordt de nieuwe manager en zorgt voor de terugkeer van de spullen.
Op 26 februari en 11 en 24 maart wordt de single Next World War opgenomen, die pas in juni zal worden uitgebracht, omdat op 21 maart het dan al vijf jaar oude boogie woogie nummer Down South - na voor de tweede keer op single te zijn uitgebracht - een grote hit wordt. In 1965 deed het plaatje vrijwel niets, nu wordt het, mede door de inspanningen van DJ Tineke op Radio Veronica, alsnog een grote hit. Down South bereikt de achtste positie en staat 11 weken in de Veronica Top-40. De groep heeft er gemengde gevoelens over, omdat, behalve Rob, niemand van de groepsleden van dat moment op deze plaat meespeelt. (Zie ook nevenstaand interview in Popscore). Maar voor de populariteit is zo'n hit natuurlijk nooit weg.
In juni komt ook de nieuwe single van de R & B Group, het al genoemde Next World War uit. Een fraai muziekstuk, dat je echter wel een paar keer moet horen om het vervolgens te gaan waarderen. Een voor de hitlijsten te moeilijk nummer, dat dan ook niet verder komt dan een notering in de tipparade.
Opmerkelijk is verder dat Rob Hoeke hier zelf niet meespeelt, de toetsenpartijen zijn ingespeeld door Jan Vennik en dat is een indicatie voor de langzamerhand verslechterende verhoudingen in de groep. Voor een uitgebreidere bespreking zie het artikel in het Friesch Dagblad onder de knop Diversen. Onderwijl verschijnen de platen van de band ook in België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Denemarken en de Verenigde Staten. Zo verschijnt de single Double Cross Woman op het PIP-label en staat op 8 augustus 1970 op de 45e plaats in de Top-100 van Record World.
De optredens vinden plaats in de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel. Gedurende twee weken werkt de groep mee aan de opvoering van een muzikaal theaterstuk Autour de Tristan, gebaseerd op de opera Tristan & Isolde van Wagner, onder leiding van de Belgische producer François Weyergans. Will de Meijer: 'Hij had Fahrenheit 451 van Celsius 232,8 beluisterd en vond dergelijke muziek heel geschikt voor wat hij met Wagner van plan was. Er werd verder meegewerkt door grootheden als choreograaf Maurice Béjart en danser Jorge Donn.'
Jaap Jan Schermer: 'Voor de pauze werd Tristan & Isolde gecomprimeerd opgevoerd in een klassieke setting en na de pauze waren wij aan de beurt. Wij speelden onze eigen muziek aan de hand van het libretto, als het ware in een vertaling naar 1970 toe. Het was een uitvoering voor een uitverkocht huis en het was zeer succesvol.'
tegen het einde van 1970 de groep uit elkaar klapt, zal hier in ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Maar voordat dit gebeurde, is de groep een aantal dagen druk bezig in de studio. Op 5 en 10 november en 1 en 8 december wordt de single Everybody Tries - op de B-kant Concentration - opgenomen. De zang had nog al wat voeten in de aarde, omdat niemand van de groep er goed mee uit de voeten kon. Uiteindelijk werd Willem Duyn (Mouth van het latere Mouth & McNeil) ingehuurd om de partij in te zingen, iets wat hij voortreffelijk heeft gedaan.
De single komt uit in het begin van 1971, maar dan zijn Schermer, Vennik en Willemse al opgestapt. De muzikale meningsverschillen waren te groot geworden. Hoeke wilde eigenlijk boogie woogie en blues blijven spelen, terwijl de rest van de groep ook wel andere paden wilde inslaan, getuige de single Next World War en het deelnemen aan Autour de Tristan, iets dat voor Hoeke zelf niet zo had gehoeven. Will de Meijer: 'Rob voelde daar eigenlijk niet zoveel voor, maar de rest van de groep heeft toch doorgezet. (...) Zelf wilde hij namelijk het liefst blues en boogie woogie spelen.'